Personal
Personal
Wat zijn primaire reflexen?
Primaire reflexen zijn de eerste bewegingen waarmee baby’s op hun omgeving reageren, deze ontstaan al in de 5e week van de zwangerschap. Het zijn automatische reflexmatige reacties en bewegingen. Zij spelen tijdens de zwangerschap al een grote rol. Een aantal primaire reflexen helpen ook tijdens de geboorte. Zij ondersteunen de beweging door het geboortekanaal en vervolgens om de eerste ademhaling in de ‘buitenwereld’ te maken, om te overleven. Primaire reflexen zijn in eerste instantie dan ook bedoeld om te overleven en te beschermen.
Een pasgeboren baby handelt vanuit deze primaire reflexen, bijvoorbeeld de zuigreflex ondersteunt het drinken, de schrikreflex zorgt onder andere voor het spreiden van armen en benen en huilen als een baby schrikt. Dit gebeurt nog niet bewust, maar reflexmatig. Er is een prikkel die deze reflex activeert, bijvoorbeeld druk geven in de handpalm activeert de zuigreflex of een hard geluid activeert de schrikreflex.
Elke primaire reflex heeft een specifieke prikkel waardoor hij wordt opgewekt en er een beweging of bepaald gedrag of emotie tot stand komt. Deze prikkel kan bijvoorbeeld een hoofdbeweging zijn, een oogbeweging, maar ook een bepaald geluid of fel licht of prikkeling op de rug (rugleuning of strakke kleding, labels).
Primaire reflexen verzamelen veel informatie, waardoor ons brein zich verder kan ontwikkelen.
Naarmate de baby ouder wordt, maken automatische reflexmatige reacties plaats voor bewuste reacties. Goed geïntegreerde reflexen zorgen ervoor dat het brein steeds verfijnder wordt en zorgt ervoor dat jouw kind zich doelgerichter kan bewegen en in balans is, op lichamelijk, sociaal, mentaal en emotioneel gebied. Kortom: primaire reflexen liggen aan de basis van alles wat met ons lichaam te maken heeft! Ze ondersteunen bij een gezonde ontwikkeling!
Primaire reflexen blijven bij veel kinderen, en ook volwassenen, (gedeeltelijk) actief en zorgen voor ongecontroleerde bewegingen en handelingen. Ze zijn er in eerste instantie om te overleven, omdat overleven altijd voor gaat op wat dan ook, kan jouw kind verstoringen merken op lichamelijk, sociaal, mentaal en emotioneel gebied. Deze verstoringen kostten het brein veel aandacht en energie. Hierdoor kan er een vertraging in de ontwikkeling ontstaan. Waar de vertraging zal zijn, hangt af van de betreffende actieve primaire reflex. Elke primaire reflex is verantwoordelijk voor een bepaald gebied in het brein met bijbehorende taken.
Overleven, het voortdurend ‘aan’ staan kost veel aandacht en energie. Dit kan zorgen voor verstoringen in de ontwikkeling, vitaliteit verlagen maar ook de werking van het immuunsysteem verstoren. Baby’s, kinderen, jongeren (en ook volwassenen) raken uitgeput van het voortdurend ‘aan’ staan en kunnen verschillende klachten krijgen, zoals: lichamelijke – ,mentale- , sociale- of emotionele klachten.
Lees onderaan de pagina welke verschillende primaire reflexen er zijn, en wat ze doen.
Mogelijke oorzaken actieve primaire reflexen
Mogelijke oorzaken voor actieve reflexen zijn: stress tijdens de zwangerschap, complicaties bij de geboorte, keizersnede, sterrenkijker, weeën opwekker- of remmers, genetische factoren, onveilige omstandigheden, val of een andere heftige gebeurtenis.
Soms kan een geïntegreerde primaire reflex weer actief worden, bijvoorbeeld door een val of stress trauma. Tegenwoordig speelt Corona ook een grote rol of de sociale (werk)druk die kinderen en jongeren ervaren: stress, geen veilig thuis gevoel, faalangst, et cetera. Dit kan ervoor zorgen dat een reflex weer (gedeeltelijk) actief wordt en er verstoringen ontstaan. Het is aan te raden om door middel van oefeningen en bewegingen deze actieve reflex weer opnieuw te integreren.
Een goed fundament als basis!
Elke stap in de ontwikkeling van een kind is afhankelijk van de vorige stap. Daarom is een goed fundament ook zo belangrijk. Om de hogere hersenfuncties goed te kunnen laten functioneren, moeten eerst de lagere hersenfuncties doelgericht en bewust aangestuurd kunnen worden. Hieronder vallen bijvoorbeeld houding, evenwicht en motorische vaardigheden. Als de lagere hersenfuncties dit niet goed kunnen, zullen de hogere hersenfuncties continu ondersteunen. Hogere functies werken hierdoor minder efficiënt, hierdoor kunnen mogelijk problemen ontstaan. Bijvoorbeeld bij het (leren) lezen, rekenen of schrijven.
Bij reflexintegratie wordt ervoor gezorgd dat de lagere hersendelen de juiste prikkels krijgen, door oefening en beweging. Waardoor ze verder kunnen ontwikkelen en de bewegingen en handelingen automatisch gaan. Hierdoor ontstaat er ruimte in de hogere hersendelen om handelingen zoals bijvoorbeeld rekenen en lezen goed te ontwikkelen.
Tineke is gespecialiseerd in reflexintegratie en behandeld middels de RMTi methode. Bij deze methode worden er ontwikkelingsgerichte bewegingen en zachte isometrische druk toegepast om de primaire reflexen te integreren.
Kenmerken met betrekking op de motorische ontwikkeling
- Reflux
- Veel huilen
- Moeite met (leren) kruipen
- Kruipen overslaan!
- Laat met lopen
- ‘Vreemde’ manier van lopen
- Tenenlopen
- (Motorisch) onhandig zijn
- Moeite met fijne motoriek (pengreep, hoge/lage pendruk, knippen, coördinatie/sturing potlood, et cetera)
- Vaak struikelen
- Evenwichtsproblemen
- Vaak tegen dingen aan staan of leunen
- Knieën ‘op slot’, platvoeten, tenen wijzen naar binnen of gespannen benen
- Moeite met springen, huppelen of hinkelen
- Moeite met stilzitten
- Zit op de benen op de stoel
- Onderuit hangen op de stoel
- Wikkelt voeten om stoelpoten heen
- Staat om te eten, schrijven, knutselen of tijdens schooltaken
- Hoofd steunen tijdens tekenen/lezen/schrijven, bijna op tafel liggen
- W-zit zitten
- Moeite met leren zwemmen
- Moeite met leren fietsen
- ‘Houterig’ bewegen
- Te veel of te weinig spierspanning
- Vermoeidheid
- Zindelijkheid of bedplassen (boven 5 jaar)
- Moeite met spraak-taal ontwikkeling
- Moeite met zelfstandig aan- uitkleden (boven 5 jaar)
- Duimzuigen of nagelbijten (boven 5 jaar)
- Moeite met balspelletjes
- A- symmetrische ontwikkeling
- Spanning of pijnklachten (lage) rug of nekregio
- Scoliose
Kenmerken met betrekking tot leren
- Moeite met concentratie en/of focus
- Snel afgeleid
- Moeite met leren rekenen, lezen of schrijven
- Moeite ideeën op papier te zetten
- Moeite met begrijpend lezen of spelling (dyslexie kenmerken)
- Moeite met rekenen/wiskunde (dyscalculie kenmerken)
- Moeite met netjes schrijven
- Veel fouten maken bij overschrijven
- Hoofdpijn na een schooldag
- Moeite met plannen en/of organiseren
- Moeite om instructies op te volgen
Kenmerken met betrekking op gedrag
- (Over)gevoelig en emotioneel
- Moeite met aangeven van grenzen of grenzen respecteren
- Moeite met prikkelverwerking (licht, geluid, aanraking, geuren), over- of onder prikkeling
- Niet kunnen stoppen met geluid maken of praten
- Faalangst
- Weinig zelfvertrouwen
- Rusteloos of onrustig zijn
- Snel schrikken, gespannen of angstig zijn
- Gevoelloos lijken (dikke huid hebben)
- Alles heel persoonlijk opvatten (dunne huid hebben)
- Vaak terugtrekken
- Moeite met contact maken met leeftijdgenootjes
- Moeite met oogcontact maken
- Snel boos of vaak driftbuien
- Passief gedrag vertonen
- Hechtingsproblemen
- Nagels bijten of kauwen op kleding
- Houdt niet van verandering
- Graag de leiding hebben
- Obsessief of dwangmatig zijn
Kenmerken met betrekking op de algemene ontwikkeling
- Allergieën
- Slaapproblemen
- Veel keel-, neus- en oorproblemen
- Reisziekte
- Moeite met zien (scherpstellen, ver-dichtbij zien)
Het onderzoeken of er primaire reflexen actief staan, vraagt om een specifieke aanpak, hierin is Tineke gespecialiseerd. Zij kan zich goed inleven in de belevingswereld en het niveau van het kind en heeft specifieke kennis over de ontwikkelingsfasen, de groei en de rijping van het brein en lichaam. Dit is van belang tijdens het onderzoek en de behandeling.
Het onderzoek bestaat uit:
- Vraaggesprek/anamnese
- Verschillende observaties, testen en onderzoeken.
- Invullen specifieke vragenlijst.
Bij reflexintegratie doen we eenvoudige maar doeltreffende oefeningen en bewegingen. Welke bestaan uit ontwikkelingsgerichte bewegingen en het uitvoeren van zachte isometrische druk. Hierdoor kunnen de reflexen (opnieuw) integreren. Met deze oefeningen kan het brein zich verder ontwikkelen en verfijnen en zullen de problemen verminderen of zelfs verdwijnen. Deze oefeningen en bewegingen worden zowel op de praktijk als thuis uitgevoerd.
Tijdens reflexintegratie ontkoppel je de prikkel en de reactie die daarop volgt. Hierdoor ondervindt het brein meer rust. Er is geen gevoel meer van overleven en zo ontstaat in het brein weer ruimte om te ontwikkelen en te verfijnen.
Na reflexintegratie verminderen of verdwijnen ongewenste bewegingen, lichamelijke klachten, gedrag of gedachten. Na reflexintegratie hoor je regelmatig dat kinderen:
- minder opstandig zijn
- opener zijn
- makkelijker contact maken met anderen
- meer uit zichzelf vertellen
- minder andere kinderen storen tijdens les of spel
- niet meer bang (bijvoorbeeld in het donker)
- beter zwemmen
- beter (leren) praten
- netter schrijven
- beter (leren) lezen
- beter (leren) rekenen
- beter stilzitten op zijn/haar stoel
- niet meer steeds gaan staan aan tafel
- beter opletten
- hun concentratie is verbeterd
- minder aan het dagdromen zijn, meer in het nu
- veel beter slapen
- minder nachtmerries hebben
- meer zelfvertrouwen hebben
- beter voor zichzelf opkomen
- zich niet alles (te) persoonlijk aantrekken
- minder vaak ziek zijn
- minder agressief gedrag laten zien
- minder blijven hangen in driftbuien
- hun houding is verbeterd
- minder stijf/houterig bewegen
- labels of strakke kleding niet meer vervelend vinden
- zindelijk zijn geworden
- ’s nachts niet meer in bed plassen
- enzovoort…
- Goed in je vel zitten!
- Beter kunnen focussen en concentreren!
- Netter en leesbaarder schrijven!
- 's Nachts geen ongelukjes meer!
- Zwemles gaat super goed!
- Stil blijven zitten op mijn stoel in de klas!
Welke primaire reflexen zijn er en wat doen ze?
Primaire reflexen
De FPR is de eerste beschermende primitieve reflex, ontstaan met 5 weken in de baarmoeder. Deze reflex legt de basis om te begrijpen wanneer jouw kind veilig is. De FPR wordt ook wel de terugtrekreflex genoemd. Bij stress situaties ‘bevriezen’ kinderen als het ware. Een voorbeeld is de bekende ‘black-out’ tijdens toetsen of presentaties, je bevriest als het ware.
Wanneer jouw kind, als embryo, veel stress ervaart dan blijft de reactie van terugtrekken, bevriezen en immobiliseren erg sterk. Hierdoor wordt de volgende fase van ontwikkeling beïnvloedt en heeft dit effect op het ontstaan, ontwikkelen en integreren van alle volgende reflexen.
Verschillende stress en omgevingsfactoren voor- en na de geboorte kunnen van invloed zijn dat de FPR actief blijft. Bijvoorbeeld emotionele/fysieke stress moeder, slechte voeding of voedselintolerantie.
Als kinderen vaak angstig zijn of snel ‘stress’ ervaren, is de kans groot dat FPR nog actief is. De FPR werkt altijd samen met de Moro reflex.
Als jouw kind vaak angstig is of snel ‘stress’ ervaart, is de kans groot dan de FPR nog actief is. Een actieve FPR kan het hele leven lang voor uitdagingen zorgen met betrekking tot angst.
Een sensorische prikkel lokt de FPR reflex uit, dit kan auditief, visueel of tactiel zijn.
Kenmerken actieve FPR:
- Oppervlakkige ademhaling
- Paniek aanvallen
- Slaapproblemen
- Gevoelig voor (hard) geluid, of snel afgeleid bij geluid
- Schrikken als ineens iets in hun zichtveld komt
- Vinden aanraking niet fijn
- Overgevoelig
- Moeite met oogcontact maken
- Bevriezen bij stress
- Angstig (bijvoorbeeld nachtmerries)
- Driftbuien
- Moeite met veranderingen
- Heel erg verlegen
- Onzekerheid, laag zelfbeeld
- Faalangst
- Vermoeidheid
- Zoekt goedkeuring bij anderen
- Moeite om eigen mening te vormen of makkelijk te beïnvloeden door mening van anderen
- Perfectionisme
- Eetstoornissen
De Moro reflex is ook een beschermingsreflex en heeft een link naar alle andere reflexen. Als deze niet goed integreert, belemmert dit alle andere reflexen ook!
Een plotselinge beweging van het hoofd prikkelt de Moro reflex en heeft direct effect op het vestibulaire systeem (evenwichtsorgaan). Bij prikkeling van de Moro reflex wordt meteen het overlevingssysteem geactiveerd, de vlucht- of vechtreactie. Als de Moro reflex actief blijft reageert jouw kind vaak snel op impulsen, houdt zijn/haar adem in of is veel aan het zuchten.
Integratie van de Moro reflex is essentieel voor een goed afgestelde vecht- en vluchtreactie. Bij een actieve Moro reflex heeft jouw kind moeite om prikkels te filteren en te begrijpen. Het overlevingssysteem wordt snel geactiveerd en onderdrukt het goed kunnen onderscheiden wat veilig en niet veilig is. Jouw kind blijft daardoor alert, het lichaam is gespannen en continu klaar om in actie te komen.
Kenmerken actieve Moro reflex:
- Moeite met balans en coördinatie
- Verminderd uithoudingsvermogen of snel vermoeid
- Reisziekte
- Slechte spijsvertering
- Moeite om een bal te vangen
- Slaapproblemen
- Over sensitief
- Auditieve verwerkingsproblemen
- Slechte controle van impulsen
- Hoge drang naar suiker
- Zwak immuunsysteem, astma, allergieën, infecties
- Uitdagingen in het zicht
- Overgevoelig voor licht, geluid en aanraking
- Draagt veel een bril of pet, ook binnenshuis in verband met het licht
- Zeer angstig
- Gestoord door plotselinge geluiden of snel afgeleid bij geluid
- Veel bevestiging nodig
- Wil omarmd worden bij angst, wil gered worden
- Dominant of manipulatief gedrag laten zien
- Soms hyperactief en dan extreme vermoeidheid
- Nachtblindheid
De TLR is belangrijk voor een goede ontwikkeling van de controle over het hoofd en spierspanning van jouw kind. Dit is belangrijk voor de ontwikkeling van het vestibulair systeem (evenwichtsorgaan) en proprioceptie (balans, het lichaam in positie houden). Jouw kind moet in staat zijn om de stabiliteit en balans te kunnen houden en tegen de zwaartekracht in te kunnen bewegen. Hierbij moet de voor- of achterkant van het lichaam niet een grotere rol spelen dan de andere.
Bij een actieve TLR wil het lichaam bewegingen met het hoofd gaan compenseren. Een baby leert dan bijvoorbeeld om controle over het hoofd te krijgen door middel van de schouders op te halen en nekspieren aan te spannen (lage nek), in plaats vanuit de hoge nek te bewegen.
De TLR zorgt voor omrollen, staan en lopen. Als deze reflex nog actief staat is het moeilijk voor jouw kind om controle over zijn/haar lichaam te krijgen. Elke beweging met het hoofd zorgt ervoor dat er ook bewegingen plaats vinden in de rug, armen en/of benen. Vestibulaire- en proprioceptieve zintuigen (evenwicht, balans) kunnen hierdoor niet goed ontwikkelen, dit heeft consequenties voor de balans en kan ook voor visuele problemen zorgen. Kinderen met een actieve TLR kunnen moeite hebben met inschatten van ruimte, afstand, diepte en snelheid. Kunnen letters of cijfers gaan spiegelen of een gebrek aan oriëntatie vermogen hebben. Hierdoor is ook tijd een vaag begrip, een werkje of taakje op tijd af hebben of ergens op tijd komen is dan lastig.
Kenmerken actieve TLR:
- Nekklachten
- Reisziekte
- Angstig zijn
- Moeite met sorteren, organisatie en ruimtelijke perceptie
- Moeite met traplopen/ roltrappen
- Moeite met sporten, of dit vervelend vinden
- Gebogen houding
- Lage spierspanning of juist stijve spieren (gewrichten die ‘op slot’ staan)
- Rugklachten
- Langzame, ongecoördineerde bewegingen
- Stijve en schokkerige bewegingen
- Steunt het hoofd tijdens zitten in zijn/haar handen
- Afweer fysieke activiteit
- Tenenlopen
- Spiegelen van letters/cijfers
- Moeite met klok kijken of tafels leren
- Moeite met oriëntatie (voor-achter-boven-onder-links-rechts)
- Moeite met richtingsgevoel en inschatten snelheid, afstand, kracht en diepte
- Moeite met organisatie (meerdere taken achter elkaar uitvoeren)
- Zittend lezen is lastig
De Landau reflex speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van de coördinatie tussen het boven- en onderlichaam en het voelen hoe het lichaam zich kan strekken en weer kan buigen.
De Landau reflex volgt de reis van de TLR op in de ontwikkeling van de controle over het hoofd en spierspanning. Deze reflex speelt vooral een belangrijke rol in de strekspieren, de spieren aan de achterzijde van de rug, armen en benen. De Landau reflex helpt jouw kind om tot staan en/of lopen te komen.
De Landau reflex speelt ook een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het zicht en zorgt er ook voor dat jouw kind tweezijdig kan horen (binauraal) en met twee ogen kan kijken (binoculair). En dat deze twee, oren en ogen, goed samenwerken.
Kenmerken actieve Landau reflex:
- Gespannen lichaamshouding
- Beweegt houterig
- Moeite met zwemmen
- Onhandig
- Overstrekte knieën
- Aandachts- en of focusproblemen, focus
- Nieuwe informatie wordt niet makkelijk opgenomen en/of verwerkt
De STNR verdeelt het lichaam als het ware in een onderste- en bovenste deel, die tegenovergesteld va elkaar kunnen bewegen. Deze reflex zorgt ervoor dat het lichaam begrijpt dat het hoofd kan bewegen, zonder dat de armen of benen hoeven mee te bewegen en andersom. Als dit wel het geval is, is het lastig een goede stabiliteit te ontwikkelen en goede spierspanning. Balans en evenwicht ontwikkelen niet goed. De STNR speelt ook een rol in het ontwikkelen van kracht, vooral in het bovenlichaam en de armen.
Deze reflex speelt ook een rol in de ontwikkeling van visuele- en auditieve verwerking. De STNR is verantwoordelijk voor het leren kruipen, wat weer belangrijk is voor een goede ontwikkeling van accommodatie en twee ogig zicht. Tweezijdig goed kunnen horen wordt hierbij ook ontwikkelt.
Bij een actieve STNR zal jouw kind moeite hebben met kruipen, kort kruipen, billenschuiven of helemaal niet kruipen. Dit is positief voor de verbinding tussen beide hersenhelften, en later op het leren lezen en schrijven. Kinderen met leerproblemen hebben vaak nog een actieve STNR.
Kenmerken actieve STNR:
- Klemt benen om de stoelpoten of zit op de benen
- Steunt het hoofd in de handen of hangt over de tafel
- W zit
- Liefst liggen lezen
- Slechte houding
- Spanning in de nek en/of hoofdpijn
- Moeite met focussen, zowel dichtbij als ver weg
- Boniculaire zichtproblemen die van invloed kunnen zijn op begrijpen lezen
- Slechte oog-handcoördinatie
- Moeite met balspelletjes
- Instabiliteit in heupregio en lage rug
- Zwakke bovenarmen
- Moeite met koprollen
- Moeite met zwemmen (schoolslag en vlinderslag)
- Slordig eten
- Slordig schrijven
- Vaak niet gekropen; gelijk staan of tijgeren, billenschuiven
De ATNR zorgt al in de baarmoeder voor het schoppen en draaien van de baby. Deze reflex speelt ook een rol tijdens de geboorte.
Deze reflex speelt een rol bij de ontwikkeling van het omrollen, kruipen en reiken naar voorwerpen.
Door integratie van de ATNR heeft jouw kind een beter begrip van de middellijn, kan het een voorwerp goed volgen met de ogen en is er een goede samenwerking tussen beide ogen.
De ATNR is belangrijk voor de ontwikkeling van lateralisatie. Het lichaam leert begrijpen dat er twee armen en handen, twee benen en voeten, twee ogen, twee oren, twee hersenhelften zijn.
Bij een actieve ATNR zal een baby waarschijnlijk niet gaan tijgeren of kruipen. Dit heeft effect op de balans, mogelijkheid om de middellijn te kruizen, binoculair zicht (met twee ogen kijken), ontwikkelen voorkeurshand, oog, oor en been. Een actieve ATNR heeft ook invloed op het handschrift en het leren lezen.
Kenmerken actieve ATNR:
- Moeite met het maken van kruislingse bewegingen of het kruizen van de middellijn
- Traag tempo met lopen
- Moeite met (leren) fietsen
- Slechte balans
- Snel dingen laten vallen
- Harde pendruk tijdens het schrijven
- Slecht handschrift
- Moeite om zich schriftelijk uit te drukken, goede ideeën maar moeite om dit op te schrijven
- Moeite met lezen
- Hoofd beweegt tijdens het lezen
- Moeite met spelling, grammatica en rekenen
- Draait het papier 90gr, resulteert vaak in verticaal schrijven
- Moeite met symmetrie
- Staat of zit met het hoofd opzij gedraag (één kant van het lichaam kan sterke/zwakker zijn als de andere)
- Heel zwart- wit denken, voelen of ervaren
- Moeite met ruimtelijk zicht en/of inzicht
De Spinal Galant reflex is ook al actief in de baarmoeder, daar vangt hij trillingen op (het ‘horen’ in de baarmoeder). Deze reflex helpt ook bij de geboorte, samen met de ATNR.
De Spinal Galant reflex speelt ook een belangrijke rol bij de ontwikkeling van gehoor en gehoorverwerking. Deze reflex speelt ook een rol bij de ontwikkeling van de blaascontrole en ontwikkelen van de spierspanning in de lage rug. Bij een actieve Spinale Galant reflex kan strakke kleding, taillebanden, labels of rugleuningen van een stoel rond de lage rug een prikkel geven en leiden tot kronkelen, wiebelen en constant bewegen. Hierdoor kan jouw kind moeite hebben om stil te blijven zitten, wat er voor zorgt dat focussen en opletten moeizaam gaat. Dit kan ook van invloed zijn op het geheugen.
De Spinal Galant reflex helpt bij de ontwikkeling om het vermogen te creëren om van links naar rechts te bewegen en deze ook te begrijpen en het vermogen om het hoofd van links naar rechts te bewegen. Deze reflex speelt ook een rol in de ontwikkeling van de stabiliteit van de lage rug en om de mogelijkheid te hebben de lage rug naar voor en achter te bewegen.
Een actieve Spinal Galant reflex kan effect hebben op de ontwikkeling van de houding, bijvoorbeeld stijfheid van de lage rug. Als de reflex aan één zijde actief blijft, kan er scoliose ontstaan of het lopen beïnvloeden.
Kenmerken actieve Spinal Galant reflex:
- Friemelen en wiebelen
- Hyperactief
- Onrustig of rusteloos
- Moeite om te focussen en op te letten
- Moeite met blaascontrole
- Bedplassen (na 5 jaar)
- Broekpoepen (na 5 jaar), kan leiden tot een spastische dikke darm of prikkelbaar darmsyndroom
- Scoliose
- Lage rugklachten
- Slechte auditieve verwerking
- Overdreven spraakzaam
- Slecht geheugen – vooral korte termijn
- Slecht tegen kietelen
- Houdt niet van strakke kleding of labels in kleding
Pas als de ATNR is geïntegreerd, kan de Amphibian reflex ontstaan en zich ontwikkelen. Als deze reflex ontstaat, kunnen de armen en benen onafhankelijk van het hoofd en van elkaar bewegen. Jouw kind kan nu op handen en voeten staan en dan op twee benen komen te staan. Deze reflex helpt de Spinal Galant reflex verder te integreren en de spierspanning in de lage rug en wervelkolom goed te ontwikkelen.
De Amphibian reflex zorgt ervoor dat de heupen en knieën weten hoe zij samen moeten werken bij het gaan kruipen, lopen, rennen, springen, et cetera.
Kenmerken Ampfibian reflex die niet ontstaan is:
- Niet geïntegreerde reflexen, met name ATNR, STNR en Spinal Galant
- Stijve benen
- Onhandigheid
- Niet kruipen
- Niet omrollen
Kenmerken onder ontwikkelde Ampfibian reflex:
- Moeite met cross laterale bewegingen
- Stijfheid in het lichaam
- Korte periode van kruipen
- Ongecoördineerd omrollen
Deze twee reflexen werken samen om de voeten en tenen voor te bereiden om tot staan te komen. De Infant plantar reflex leer de tenen te krullen (grijpen) en de Babinski reflex om de tenen te strekken. Deze reflexen hebben de langste tijd nodig om zich volledig te ontwikkelen. De voeten moeten leren buigen en strekken en in- en uitdraaien. Dit is nodig om af te zetten en stabiliteit te hebben tijdens tijgeren, kruipen en lopen. De grote teen is hierbij essentieel voor het (leren) lopen.
Voeten helpen jouw kind (letterlijk) grenzen te leren! De buitenkant van de voeten helpen te begrijpen waar de zijkant van het lichaam is. Tenen tot hoever naar voren ze kunnen lopen en hielen het vermogen om achterwaarts te lopen en bewust te worden van de ruimte achter hun.
De Infant Plantar reflex en Babinski reflex helpen ook bij de ontwikkeling van de lateralisatie, het lichaam leert begrijpen wat links en rechts is.
Kenmerken actieve Infant Plantar reflex en/of Babinski reflex:
- Korte periode kruipen of helemaal niet kruipen
- Moeite met (leren) lopen
- Slechte balans
- Zwakke enkels
- Slechte motorische planning
- Valt snel voorover
- Tenenlopen
- Krullende tenen, hierdoor moeite om schoenen aan te trekken
- Vertraging in spraakontwikkeling
- Voorover vallen bij trap oplopen
- Vaak tenen stoten
- Kan niet tegen kietelen onder de voeten
- Stijve benen
- ‘Rare’ manier van rennen
- Pijn in de schenen
- Gaten in de sokken bij de grote teen
- Zolen zijn afgesleten aan de binnen- of buitenkant
- Platvoeten
- Traag met lopen
- Hoge voetbogen
De prikkel die de Babkin reflex activeert gaat via de handen. Een beweging van de hand stimuleert de mond, deze gaat open.
Integratie van de Babkin reflex is belangrijk voor de ontwikkeling van de spraak, taal en communicatie. Integratie van de Babkin reflex speelt ook een rol bij de integratie van de ATNR. De Babkin reflex speelt een belangrijke rol in het ‘verbinden’, het ontwikkelen van een gevoel van vertrouwen en veiligheid. Dit is belangrijk voor het ontwikkelen van fysieke en emotionele stabiliteit. Het gevoel van veiligheid en zekerheid is van belang bij het leren hoe je gezonde verbindingen met andere mensen kan maken.
De Babkin reflex is belangrijk bij de ontwikkeling om de mond, handen en voeten te leren openen. Dit heeft invloed op de ontwikkeling van de behoefte om vast te houden, omhelzen of leren loslaten. Deze reflex helpt om de Moro te integreren en verandert in de Bonding-reflex, die levenslang blijft. De Bonding reflex is belangrijk voor het vermogen om gezonde relaties aan te gaan en te begrijpen en te hechten en verbinden.
Kenmerken actieve Babkin reflex:
- Moeite met spraak en articulatie
- Gespannen vuisten
- Tics
- Moeite om op schrift zichzelf uit te drukken
- Mond beweegt tijdens het schrijven
- Kwijlen
- Vastklampen en veeleisend
- Niet graag alleen zijn
- Zoekt naar sociale acceptatie
- Moeite met vrienden maken van eigen leeftijd
- Dwangmatig verzamelen
- Moeite met vertrouwen
- Zoekt constant aandacht
- Heeft ‘dikke’ huid naar anderen
- Heeft ‘dunne’ huid naar zichzelf
Waarom blijven sommige dingen zo moeizaam gaan?
Dominantieprofiel & Lateralisatieproces
Volgt nog.
Werken mijn ogen wel goed samen?
Visuele Screening
Volgt nog.